• Stim·me
enkelvoud meervoud
nominatief die Stimme die Stimmen
genitief der Stimme der Stimmen
datief der Stimme den Stimmen
accusatief die Stimme die Stimmen

Stimme, v

  1. (biologie) stem (stemgeluid)
  2. (communicatie) stem (spreken)
  3. (muziek) stem (zingen)
  4. (muziek) stem (eerste of tweede stem)
  5. (muziek) stem (een orgelpijp met een eigen klankkleur)
  6. (economie) stem (een wilsuiting bij een beslissing)
  7. (politiek) stem (een wilsuiting bij een verkiezing)