Nederlands

 
artemisa
Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·te·mi·sia
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord artemisia
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de artemisiav

  1. (bloemplanten) benaming voor planten uit het geslacht Artemisia  , behorend tot de composietenfamilie (Asteraceae  )
     Ik wou ook eens een paar gewone planten, zoals andere mensen hebben: lavendel, stokroos, artemisia, salvia, sedum, achillea; hun aanwezigheid op de lijst was louter en alleen verklaarbaar uit het feit dat ze het bij mij thuis niet doen.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. artemisia op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Sarah Hart
    “Het koninklijke zaad” (11 september 1993) op nrc.nl  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be