Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Sin·ga·po·rees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Singaporees Singaporezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Singaporeesm

  1. (demoniem) een inwoner van Singapore, of iemand afkomstig uit Singapore
    • Singaporees krijgt boete van dertienduizend euro voor weggooien sigaret [1] 
Verwante begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Singaporees Singaporeser Singaporeest
verbogen Singaporese Singaporesere Singaporeeste
partitief Singaporees Singaporesers -

Bijvoeglijk naamwoord

Singaporees

  1. (demoniem) op Singapore betrekking hebbend

Gangbaarheid

Verwijzingen