Schweif
- Schweif
- Afkomstig van het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord sweif, dat van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord sueif komt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Schweif | die Schweife |
genitief | des Schweifes des Schweifs |
der Schweife |
datief | dem Schweif | den Schweifen |
accusatief | den Schweif | die Schweife |
Schweif, m
- (zoötomie) staart
- (astronomie) roede, staart
- [1]: Rute (bij honden)
- [1]: Schweifaffe
- [1]: Schweifrübe
- [2]: Schweifstern
- [1]: Schwanz