Schranne
- Schran·ne
- Ontleend aan het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord schranne, dat van het Oudhoggduitse zelfstandige naamwoord scranna komt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schranne | die Schrannen |
genitief | der Schranne | der Schrannen |
datief | der Schranne | den Schrannen |
accusatief | die Schranne | die Schrannen |
Schranne, v
- (historisch) (Oostenrijk, Zuid-Duitsland) markt, markthal
- (historisch) (Zuid-Duitsland) graanmarkt
- (historisch) (Zuid-Duitsland) marktkraam (vooral voor bakkerijproducten en vleeswaren)
- (historisch) (Oostenrijk, Zuid-Duitsland) rechtbank, rechtsgebied
- [3]: Brotbank
- [3]: Fleischbank
- [3]: Fleischmarkt
- [4]: Anklagebank
- [4]: Richterbank
|
|
|