Scheier

[1]: En Scheier
Een schuur

Pennsylvania-Duits

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈʃaiɑ /

Woordafbreking

• Schei·er

	enkelvoud (onbepaald)	enkelvoud (bepaald)	meervoud (onbepaald)	meervoud (bepaald)
nominatief	en Scheier	die Scheier	Scheire	die Scheire
datief	re Scheier	der Scheier	Scheire	de Scheire
accusatief	en Scheier	die Scheier	Scheire	die Scheire

Zelfstandig naamwoord

Scheier, v

1. (bouwkunde) schuur
2. (figuurlijk) register

Hyponiemen

   

[1]:  Blockscheier zn  [1]:  Boddemcheier zn  [1]:  Schoppscheier zn  [1]:  Schottscheier zn  [1]:  Schussscheier zn  [1]:  Seischeier zn  [2]:  Wadde-Scheier zn

Afgeleide begrippen

   

[1]:  Scheierbesem zn  [1]:  Scheierbrick zn  [1]:  Scheierdach zn  [1]:  Scheierdenn zn  [1]:  Scheierdor zn  [1]:  Scheierhof zn

Opmerkingen

• Duits:
  • [1]:  Scheuer zn , v,  Scheune zn , v
  • [2]:  Register zn , o
• Engels:
  • [1]:  barn zn 
  • [2]:  index zn 

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.