• Riw·wel·supp
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Riwwelsupp die Riwwelsupp Riwwelsuppe die Riwwelsuppe
datief re Riwwelsupp der Riwwelsupp Riwwelsuppe de Riwwelsuppe
accusatief en Riwwelsupp die Riwwelsupp Riwwelsuppe die Riwwelsuppe

Riwwelsupp, v

  1. (voeding) een soep met kleine klontjes, bestaande uit een deeg van bloem en reuzel, geraspt tussen beide handen over de soep