Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈʀeːntiɐ̯/
Woordafbreking
  • Ren·tier

Zelfstandig naamwoord

Rentier o

  1. (evenhoevigen) rendier
    «Nur bei den Rentieren trägt auch das Weibchen ein Geweih.»
    Enkel bij de rendieren draagt ook het vrouwtje een gewei.
Verbuiging
Synoniemen
Overerving en ontlening