1. Een Oranjesupporter bij het WK voetbal in 2010 op Wikipedia (nl).

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Oran·je·sup·por·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Oranjesupporter Oranjesupporters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Oranjesupporterm

  1. (sport) (Nederland) iemand die het Nederlandse voetbalelftal of een ander Nederlands nationaal sportteam steunt door aanwezigheid bij wedstrijden en andere blijken van aanhankelijkheid
     De Argentijn heeft ook een stuk minder frustraties over voetbal dan de Oranjesupporter.[1]
     De sfeer in het grote Russische ijsstadion is niet te vergelijken met hoe het er doorgaans in een volgepakt Thialf aan toegaat. Rijden voor een uitverkocht stadion met Oranjesupporters is een van de dingen waar Verweij naar uitkijkt.[2]
     In België, op 14 april 1907 (1-3), voetbalt het elftal voor het eerst in oranje. (…) Vanaf de jaren dertig kleurde ook het publiek oranje. In 1934 trokken zelfs 7.000 Oranjesupporters naar het WK in Rome.[3]
     Het gejuich is onbeschrijfelijk: binnen zes minuten 2-0 voor de onzen! Het is meer dan de fanatiekste oranje-supporter durfde hopen.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Marcel Haenen
    “In vredestijd is de Argentijn best gesteld op Nederlanders” (9 juli 2014) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “Verweij wil ooit de beste zijn” (7 januari 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Marleen Luijt
    “Sinds wanneer speelt het Nederlands elftal in oranje?” (17 juni 2008) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron Holland-België 5-0. in: De Volkskrant  , jrg. 6 nr. 1204 (4- mei 1925), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 4 kol. 2