Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: leben
  • Le·ben

Leben o

  1. leven

am Leben bleiben

  • In leven blijven.

am Leben sein

  • In leven zijn.

das Leben aus dem Gleichgewicht bringen

  • Het leven onderuit halen.

das Leben bei etwas einbüßen

  • Het hachje bij iets inschieten.

das süße Leben

  • Het luxe leven.

ein besinnliches Leben führen

  • Een ingetogen leven leiden.

ein liederliches Leben führen

  • Een liederlijk leven leiden.

ein unbeschwertes Leben führen

  • Een onbezorgd leventje leiden.

(formeel) einem Kind das Leben schenken

  • Een kind het leven schenken, een kind ter wereld brengen.

etwas bringt Farbe ins Leben.

  • Iets geeft kleur aan het leven.

etwas für sein Leben gern tun

  • Iets erg graag doen.

etwas ins Leben rufen

  • Inaugureren, constitueren.

etwas mit dem Leben bezahlen

  • Iets met de dood bekopen.

(freiwillig) aus dem Leben scheiden

  • Zelfmoord plegen.

für sein Leben gern mögen

  • Er wel soep van lusten.

ins Leben treten

  • In het leven treden.

jemandem das Leben schwer machen

  • Iemand over het hoofd hangen.

jemandem das Leben sauer machen

  • Iemands leven verzuren.

jemandem das Leben vergällen

  • Iemands leven vergallen.

jemandem das Leben versüßen

  • Rozen op iemands pad strooien.

jemandem nach dem Leben trachten

  • Iemand om willen bregen, iemand willen vermoorden.

jemanden ins Leben zurückrufen

  • Iemand in het leven terugroepen.

mehr aus seinem Leben machen

  • Meer uit zijn leven halen.

mit dem Leben abgeschlossen haben

  • Zo wanhopig zijn dat iemand bereid is om te sterven.

mit dem Leben bezahlen

  • Met de dood bekopen.

mit dem Leben davonkommen

  • Uit een groot gevaar gered worden.

neues Leben einblasen / einhauchen

  • Nieuw leven inblazen.

(spreektaal) nie im Leben / im Leben nicht

  • Nooit of te nimmer, onder geen beding.

Rückschlüsse auf das Leben zulassen

  • Conclusies met betrekking tot het leven toelaten.

sein Leben aufs Spiel setzen

  • Zijn leven op het spel zetten.

(formeel), (eufemisme) sein Leben aushauchen

  • Sterven, op (het) apegapen liggen.

sein Leben für etwas geben

  • Zijn ziel en zaligheid ergens voor geven.

sein Leben in die Schanze schlagen

  • Zijn leven op het spel zetten.

sein Leben lassen

  • Het leven laten.

sein Leben riskieren

  • Zijn hachje wagen.

sein Leben teuer verkaufen

  • Zijn leven duur verkopen.

sein Leben verwirklichen

  • Zijn leven verbeuren.

(eufemisme) seinem Leben ein Ende machen / setzen

  • Zelfmoord plegen.

seines Lebens nicht mehr froh werden

  • Steeds weer nieuwe zorgen en problemen krijgen en niet tot rust kunnen komen.

seines Lebens nicht sicher sein

  • Zijn leven niet zeker zijn, levensmoe zijn.

sich das Leben nehmen

  • Zich (van) het leven beroven.

sich durchs Leben schlagen

  • Door het leven glijden.

um sein Leben bangen / um sein Leben fürchten

  • Bang zijn voor zijn hachje.

ums Leben bringen

  • Doodmaken, doden.

ums Leben kommen

  • Om het leven komen.

vor Leben sprühen

  • Van het leven bruisen.

(spreektaal) wie das blühende Leben aussehen

  • Er erg gezond uitzien.

zwischen Leben und Tod schweben

  • Tussen leven en dood zweven.

Arbeit macht das Leben schön.

  • Eten en drinken is geen beroep.

Das Leben ist kein Zuckerschlecken.

  • Het leven is geen zoete krentenboel.

Das Leben ist kurz, die Kunst ist lang.

  • Kunst is lang, het leven is kort.

Ein ehrenvoller Tod ist einem schändlichen Leben vorzuziehen.

  • Een eervolle dood is te verkiezen boven een eerloos leven.

Neues Leben erwacht aus Ruinen.

  • Strijd schenkt leven.

Nicht für die Schule, sondern für das Leben lernen wir.

  • We leren niet voor de school, maar voor het leven.

Nichts hat das Leben den Menschen ohne große Anstrengung gegeben.

  • Het leven heeft de stervelingen niets gegeven zonder grote inspanning.

Was soll das schlechte Leben nützen?

  • Men kan het leven zich beter zo aangenaam mogelijk maken.

Wer zu spät kommt, den bestraft das Leben (Gorbatsjov)

  • Hij komt met de paal als het brood al in de oven is.

Wie das Leben, so das Ende.

  • Zoals het leven is, zo is ook het einde.

(spreektaal) (schertsend) Wie das Leben so spielt.

  • Men moet met alles genoegen nemen.