Korachiet
- Ko·ra·chiet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Korachiet | Korachieten |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) een van de nakomelingen van Korach-3, tempelzanger (7×: Ex. 6:24, Num. 26:58, 1 Kron. 9:19 +, 2 Kron. 20:19)
- (Jiddisch-Hebreeuws) afstammeling van Benjamin-1; sluit zich in Siklag aan bij David-1 (1 Kron. 12:7)
- Hebreeuws (transcriptieversie): Korchiet
- Het woord 'Korachiet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.