Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Kor·chiet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Korchiet Korchieten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Korchietv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) een van de nakomelingen van Korach-3, tempelzanger (7×: Ex. 6:24, Num. 26:58, 1 Kron. 9:19 +, 2 Kron. 20:19)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) afstammeling van Benjamin-1; sluit zich in Siklag aan bij David-1 (1 Kron. 12:7)
Verwante begrippen
  • Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Korachiet

Gangbaarheid

Verwijzingen