Komet
- Ko·met
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord cometa "komeet", dat van het Oudgriekse zelfstandige naamwoord κομήτης "haarster", afgeleid van het Oudgriekse zelfstandige naamwoord κόμη "haar, hoofdhaar"
Naar frequentie | 13313 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Komet | die Kometen |
genitief | des Kometen | der Kometen |
datief | dem Kometen | den Kometen |
accusatief | den Kometen | die Kometen |
Komet, m
- (astronomie) komeet
- «Die meisten Kometen tauchen unerwartet auf.»
- De meeste kometen verschijnen onverwacht.
- «Die meisten Kometen tauchen unerwartet auf.»