Japanse maskergors

Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • Ja·pan·se mas·ker·gors
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Japanse maskergors Japanse maskergorzen
verkleinwoord Japans maskergorsje Japanse maskergorsjes

Zelfstandig naamwoord

de Japanse maskergorsv / m

  1. (zangvogels) Emberiza personata   een lid van de gorzenfamilie. De vogel werd in 1836 door Coenraad Jacob Temminck beschreven in zijn Fauna Japonica. Lang werd deze soort beschouwd als ondersoort van de (gewone) maskergors (E. spodocephala)
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie