• Flick·schus·ter
  • Samenstelling van de stam van het Duitse werkwoord flicken (= verstellen) en het Duitse zelfstandige naamwoord Schuster (= schoenmaker)
enkelvoud meervoud
nominatief der Flickschuster die Flickschuster
genitief des Flickschusters der Flickschuster
datief dem Flickschuster den Flickschustern
accusatief den Flickschuster die Flickschuster

Flickschuster m

  1. (historisch) (beroep) schoenmaker, schoenlapper