• Fla·schen·samm·ler
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Flasche en Sammler met het invoegsel -n-
Naar frequentie zeldzaam
enkelvoud meervoud
nominatief der Flaschensammler die Flaschensammler
genitief des Flaschensammlers der Flaschensammler
datief dem Flaschensammler den Flaschensammlern
accusatief den Flaschensammler die Flaschensammler

Flaschensammler, m

  1. (handel) een verzamelaar die weggegooide lege flessen met statiegeld verzamelten tegen uitbetaling van het statiegeld in een statiegeldautomaat inlevert, flessenverzamelaar
    «Ein 87-jähriger Flaschensammler hat in Wuppertal drei Umschläge mit Bargeld in einem Müllcontainer gefunden.»
    Een 87-jarige flessenverzamelaar vond drie enveloppen met cash geld in een vuilniscontainer in Wuppertal.