• Eng·län·de·rin
  • Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Engländer met het achtervoegsel -in
enkelvoud meervoud
nominatief die Engländerin die Engländerinnen
genitief der Engländerin der Engländerinnen
datief der Engländerin den Engländerinnen
accusatief die Engländerin die Engländerinnen

Engländerin, v

  1. (demoniem) Engelse (vrouwelijke vorm)
Demoniemen bij England in het Duits

inwoner: Engländer • inwoonster: Engländerin • bijvoeglijk: englisch