• En·gels·ta·lig
stellend
onverbogen Engelstalig
verbogen Engelstalige
partitief Engelstaligs

Engelstalig

  1. van een persoon dat hij de Engelse taal machtig is
    • De Engelstalige man sprak geen enkele andere taal omdat iedereen wel wat Engels kan spreken en verstaan 
  2. van een land dat Engels de voertaal is
    • Ghana is officieel een Engelstalig land. 
  3. van een tekst dat die in het Engels is geschreven
    • Tijdens mijn studie gebruikten we vooral Engelstalige boeken. 
     De inschrijving sloot afgelopen weekend. Het merendeel van de inzendingen is Engelstalig. Ongeveer honderd liedjes zijn in het Nederlands. Ook zijn er nummers ingestuurd met Franse, Arabische, Turkse, Spaanse en Italiaanse teksten.[1]
  1.   Weblink bron “Recordaantal inzendingen voor Nederlandse act op Eurovisie Songfestival” (1 oktober 2023), NOS