Colombiaans
- Geluid: Colombiaans (hulp, bestand)
- Co·lom·bi·aans
- Afgeleid van Colombiaan met het achtervoegsel -s
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Colombiaans | Colombiaanser | Colombiaanst |
verbogen | Colombiaanse | Colombiaansere | Colombiaanste |
partitief | Colombiaans | Colombiaansers | - |
Colombiaans
- (demoniem) op Colombia betrekking hebbend
- Colombiaans roodsnavelhoen, Colombiaanse chachalaca, Colombiaanse kikkerkopschildpad, Colombiaanse koevogel, Colombiaanse krombektiran, Colombiaanse peso, Colombiaanse schreeuwuil, Colombiaanse wolaap, Colombiaanse wolffia
Demoniemen bij Colombia in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Colombiaan • inwoonster: Colombiaanse • bijvoeglijk: Colombiaans |
- Het woord Colombiaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.