Colombiaan
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Colombiaan (hulp, bestand)
Woordafbreking
- Co·lom·bi·aan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Colombiaan | Colombianen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Colombiaan m
Verwante begrippen
Demoniemen bij Colombia in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Colombiaan • inwoonster: Colombiaanse • bijvoeglijk: Colombiaans |
Vertalingen
1. een inwoner van Colombia of persoon die de Colombiaanse nationaliteit bezit
Gangbaarheid
- Het woord Colombiaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.