• Chiw·wiet
enkelvoud meervoud
naamwoord Chiwwiet Chiwwieten
verkleinwoord

de Chiwwietv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) zoon van Kanaän-1 (Gen. 10:17, 1 Kron. 1:15)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) lid van een uit hem voortgekomen oorspronkelijke bevolkingsgroep van Kanaän-2 (23×: Gen. 34:2 +, Ex. 3:8 +, Deut. 7:1 +, Joz. 3:10 +, Recht. 3:3 +, 2 Sam. 24:7, 1 Kon. 9:20, 2 Kron. 8:7)