[1]: Ein Flugzeug nach einer Bruchlandung
Een vliegtuig naar een harde landing
  • Bruch·lan·dung
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Bruch en Landung
enkelvoud meervoud
nominatief der Bruchlandung die Bruchlandungen
genitief der Bruchlandung der Bruchlandungen
datief der Bruchlandung den Bruchlandungen
accusatief die Bruchlandung die Bruchlandungen

Bruchlandung, v

  1. (luchtvaart) buiklanding, een harde landing (landing, wanneer het vliegtuig zwaar beschadigd was)
  2. (figuurlijk) afketsing
  • [2]: mit einem Projekt eine Bruchlandung erleiden
met een project op de klippen oplopen