Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈapʃtoːsʊŋ/
Woordafbreking
  • Ab·sto·ßung

Zelfstandig naamwoord

Abstoßung v

  1. (medisch) afstoting.
    «Die Abstoßung von Transplantaten kommt häufiger vor als allgemein bekannt ist.»
    De afstoting van transplantaten komt meer voor dan algemeen bekend is.
  2. (economie) afstoting (van aandelen, enz.)
    «Sie drohten dem Unternehmen mit der Abstoßung von Aktien.»
    Ze dreigden de onderneming met de afstoting van aandelen.
  3. eliminatie (van schulden, enz.)
    «Der Bund beschloss einen Teil der Steuereinnahmen für die Abstoßung von Schulden zu verwenden.»
    De bond besloot een deel van de belastingsinnames te gebruiken voor de eliminatie van schulden.
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen