• Aben·teu·er·lust
Naar frequentie 60702
enkelvoud meervoud
nominatief die Abenteuerlust -
genitief der Abenteuerlust -
datief der Abenteuerlust -
accusatief die Abenteuerlust -

Abenteuerlust, v

  1. avontuurlijkheid
    «Für weniger als 23 Mille ist dieses Auto ein vielseitiges Transportmittel, der Komfort eignet sich für eine leichte Form von Abenteuerlust
    Voor nog geen 23 mille is deze auto een veelzijdig vervoormidddel, dat comfort koppelt aan een lichte vorm van avontuurlijkheid [1]
  1. Leeuwarder courant: hoofdblad van Friesland, het artikel Nissan Prairie leent zich voor veel doeleinden vanaf 13-08-1983