• Ab·bil·dung
  • Substantivering van het stamwoord van het werkwoord abbilden met het achtervoegsel -ung

Abbildung v

  1. (meervoud zelden; ook overdrachtelijk) afbeelding (het afbeelden)
    «Sie eignete sich nicht für eine Abbildung
    Zij was niet geschikt voor een afbeelding.
    «Die Erkenntnis beruht auf der Abbildung der objektiven Realität im Bewusstsein des Menschen[1]
    De erkenning is gebaseerd op de afbeelding van de objectieve realiteit in het bewustzijn van de mens.
  2. afbeelding (het afgebeelde)
    «Dieses Buch enthält zahlreiche Abbildungen
    Dit boek bevat talrijke afbeeldingen.
    «Die Abbildung zeigt eine Frau.»
    De afbeelding geeft een vrouw weer.
  3. (wiskunde) transformatie
    «Sei   eine Abbildung aus der Menge   in die Menge  
      is een transformatie van de verzameling   in de verzameling  .
  1. Duden, Deutsches Universalwörterbuch, 6e, bewerkte en uitgebreide oplage, Dudenverlag Mannheim - Leipzig - Wien - Zürich, 2006. Pagina 78