98-jarig
- 98-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 98-jarig |
verbogen | 98-jarige |
partitief | 98-jarigs |
98-jarig
- 98 jaren durend
- Gedurende dit 98-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 98 jaar
- Bij de brand viel helaas een 98-jarig slachtoffer.
- Het woord 98-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.