achtennegentigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • acht·en·ne·gen·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen achtennegentigjarig
verbogen achtennegentigjarige
partitief achtennegentigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

achtennegentigjarig

  1. 98 jaren durend
    • Gedurende dit achtennegentigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 98 jaar
    • Bij de brand viel helaas een achtennegentigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid