98-jarige
- 98-·ja·ri·ge
98-jarige
- verbogen vorm van de stellende trap van 98-jarig
- De vulkaan werd weer actief na een 98-jarige periode zonder uitbarstingen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | 98-jarige | 98-jarigen |
verkleinwoord |
- persoon die 98 jaar oud is of iets dat 98 jaar bestaat
- De 98-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.
- Het woord 98-jarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.