63-jarig
- 63-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 63-jarig |
verbogen | 63-jarige |
partitief | 63-jarigs |
63-jarig
- 63 jaren durend
- Gedurende dit 63-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 63 jaar
- Bij de brand viel helaas een 63-jarig slachtoffer.
- Het woord '63-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.