• 63-·ja·ri·ge

63-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 63-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 63-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 63-jarige 63-jarigen
verkleinwoord

de 63-jarigev / m

  1. persoon die 63 jaar oud is of iets dat 63 jaar bestaat
    • De 63-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.