• 2-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 2 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 2-jarig
verbogen 2-jarige
partitief 2-jarigs

2-jarig

  1. 2 jaren durend
    • Gedurende dit 2-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 2 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 2-jarig slachtoffer.