Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen tweejarig
verbogen tweejarige
partitief tweejarigs

Bijvoeglijk naamwoord

tweejarig

  1. 2 jaren durend
     Dit is een tweejarig traject waarbij de trainee meteen begint met het geven van een aantal lessen en tegelijkertijd deelneemt aan allerlei scholingsactiviteiten.[3]
  2. met de leeftijd van 2 jaar
     Ze was 17, net twee jaar in Nederland, en had net zo lang gezeurd tot haar man haar en hun tweejarig zoontje Marouan meenam naar zijn werk in de avonduren.[4]
  3. (plantkunde) in het tweede jaar van zijn bestaan bloeiend, zaad verspreidend en dan afstervend
     Rode kool is in principe een tweejarig gewas, waarbij in het eerste jaar de kool gevormd wordt en in het tweede jaar de plant gaat bloeien.[5]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "tweejarig" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3.   Weblink bron
    Jan Drentje
    “Maak van de lerarenopleiding een betaalde baan” (22 mei 2019) op nrc.nl
  4.   Weblink bron
    Rinskje Koelewijn
    “‘Allah, bad ik, ik wil óók een auto, een tasje, en een rokje aan’” (9 mei 2019) op nrc.nl
  5.   Weblink bron “Rode kool” op permacultuurnederland.org
  6.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be