Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 19-ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van 19 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 19-jarig
verbogen 19-jarige
partitief 19-jarigs

Bijvoeglijk naamwoord

19-jarig

  1. 19 jaren durend
    • Gedurende dit 19-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 19 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 19-jarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid