19-jarig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- 19-ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | 19-jarig |
verbogen | 19-jarige |
partitief | 19-jarigs |
Bijvoeglijk naamwoord
19-jarig
- 19 jaren durend
- Gedurende dit 19-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 19 jaar
- Bij de brand viel helaas een 19-jarig slachtoffer.
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord '19-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.