118-jarig
- 118-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 118-jarig |
verbogen | 118-jarige |
partitief | 118-jarigs |
118-jarig
- 118 jaren durend
- Gedurende dit 118-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 118 jaar
- Het 118-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '118-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.