honderdachttienjarig

  • hon·derd·acht·tien·ja·rig
stellend
onverbogen honderdachttienjarig
verbogen honderdachttienjarige
partitief honderdachttienjarigs

honderdachttienjarig

  1. 118 jaren durend
    • Gedurende dit honderdachttienjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 118 jaar
    • Het honderdachttienjarig vrouwtje is nu de oudste mens ter wereld.