109-jarig
- 109-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 109-jarig |
verbogen | 109-jarige |
partitief | 109-jarigs |
109-jarig
- 109 jaren durend
- Gedurende dit 109-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 109 jaar
- Het 109-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '109-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.