• 109-·ja·ri·ge

109-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 109-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 109-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 109-jarige 109-jarigen
verkleinwoord

de 109-jarigev / m

  1. persoon die 109 jaar oud is of iets dat 109 jaar bestaat
    • De 109-jarige is de oudste inwoonster van de stad.