101-jarig
- 101-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 101-jarig |
verbogen | 101-jarige |
partitief | 101-jarigs |
101-jarig
- 101 jaren durend
- Gedurende dit 101-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 101 jaar
- Het 101-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '101-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.