• øke
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord auka, dat van het Latijnse woord augere komt.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
øke
øker
øket
øka
øket
øka
Klasse 1 zwak optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
øke
øker
økte
økt
Klasse 2 zwak optioneel

øke

  1. onovergankelijk groeien, stijgen, toenemen
  2. overgankelijk verhogen
    «I mai økte Norges Bank renten for første gang på ett år.»
    In mei verhoogde Norges Bank de rente voor het eerst in een jaar.
  3. overgankelijk vergroten, vermeerderen