éclater
- Van Oudfrans esclater "losbreken" (1150), ontleend aan Oudnederfrankisch *slaitan [1], vergelijk Nederlands slijten.
éclater
- onovergankelijk uiteenvallen, ontploffen
- onovergankelijk (meteorologie) losbarsten (van onweer e.d.)
- onovergankelijk (spreektaal) opeens beroemd worden, doorbreken [2]
- overgankelijk (spreektaal) slaan, bewerken, tekeergaan tegen
- «J'aimerais éclater ce flic.»
- Ik zou die smeris graag op zijn bek slaan. [2]
- «J'aimerais éclater ce flic.»
- overgankelijk (spreektaal) laten lachen, amuseren
- «Le D.J. à la soirée de Sarah, il nous a éclatés.»
- De diskjockey op het feestje van Sarah heeft ons een te gekke avond bezorgd.
- «Le D.J. à la soirée de Sarah, il nous a éclatés.»
s’éclater
- wederkerend (spreektaal) uit zijn bol gaan, zich uitleven, kicken
- «Je m’éclate trop grave quand je descends les champs en rollers.»
- Ik ga uit mijn dak als ik op rollerskates over de Champs-Elysées ga. [2]
- «Je m’éclate trop grave quand je descends les champs en rollers.»
- wederkerend (spreektaal) een ongeluk krijgen
- «Je te raconte pas comment j’me suis éclaté sur le trottoir avec mes rollers.»
- Je houdt het niet voor mogelijk hoe ik op het trottoir met mijn rollerskates onderuit ben gegaan. [2]
- «Je te raconte pas comment j’me suis éclaté sur le trottoir avec mes rollers.»