Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·lip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemlip zwemlippen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zwemlipv / m

  1. (visserij) een lipvormig uitsteeksel aan de voorkant van kunstaas
     De zwemlip, of schoep, laat je plug zwemmen. Dit harde stukje plastic aan de voorkant van de plug bepaalt hoe diep hij loopt, hoe de plug zich onder water gedraagt en of je hem snel of langzaam binnen kan vissen.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Ivo Nijboer
    “Kunstaas: De kunst van het liplezen” (15 oktober 2015), Raven.nl
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be