zweetparels op het voorhoofd
  • zweet·pa·rel
enkelvoud meervoud
naamwoord zweetparel zweetparels
verkleinwoord zweetpareltje zweetpareltjes

de zweetparelv / m

  1. druppel zweet
     Stoer gedrag met flitsende openingszinnen (‘als ik voor jou kook, ben jij dan mijn toetje’) zijn de grootste afknappers. Meisjes worden eerder geraakt door verlegenheid en een jongen die stamelend toch een poging waagt (‘ehh...hmm…ja…kan ik je een kopje koffie aanbieden’). Een paar zweetpareltjes op het voorhoofd kan geen kwaad en onderstreept de verlegenheid.[2]
     Slalommend om haar voorgangers, in een tempo of ze even, gauwgauw voor de bakker sluit, een brood gaat halen, snelt Denise Bros uit Brielle voorbij. Kleine zweetpareltjes rond haar neus.[3]
     De zweetpareltjes die daarbij en masse op het eten neerdalen, mogen geen naam hebben en slechts een keer of vier, vijf verbrand ik mijn vingers, maar dan doet de ijsblokjesemmer op de bar wonderen. Niet te lang, want de volgende bladen staan al in de wachtkamer en de bedrijfsleiders dirigeren met vastberaden hand.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Een meisje versieren” (25 nov. 2013), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL
    “Hitte tijdens Vierdaagse Nijmegen” (19 jul. 2017), De Telegraaf
  4.   Weblink bron “Undercover bij Van der Valk” (11/11/2009), HP de Tijd