• zwart·ma·king
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartmaking zwartmakingen
verkleinwoord

de zwartmakingv

  1. de keer dat men iets een zwarte kleur geeft
  2. (figuurlijk) de keer dat men iemand een slechte naam bezorgt
     In 2009 was hij in Oeganda, waar hij sprak voor Oegandese wetsmakers en religieus leiders. Zijn opvattingen lopen uiteen. Zo is Lively aanhanger van de overtuiging dat homoseksualiteit een gedragsvorm is, maar ook zegt hij dat het de homoseksuelen waren die Adolf Hitler aan de macht hielpen en de Rwandese genocide organiseerden. Hij verdeelt ze dan ook onder in de drie categorieën ‘bullies’, ‘super macho’s’ en ‘monsters’. (Lees in zijn schrift Redeeming the Rainbow. A Christian Response to the “Gay” Agenda meer gedetailleerde beschuldigingen en zwartmakingen.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Kevin van Vliet
    “Deze inspirator van homohaat in Rusland en Oeganda wil gouverneur worden in de VS” (01/04/2014), HP de Tijd