• zuur·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zuurachtig zuurachtiger zuurachtigst
verbogen zuurachtige zuurachtigere zuurachtigste
partitief zuurachtigs zuurachtigers -

zuurachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van zuur, zurig
    • Dagenlang hing er de zuurachtige bittere geur van verrotte paling in het Rode Kamertje. (uit: Ik Jan Cremer door Jan Cremer)