zuidwestkant
- zuid·west·kant
- samenstelling van zuidwest en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuidwestkant | zuidwestkanten |
verkleinwoord | zuidwestkantje | zuidwestkantjes |
de zuidwestkant m
- de kant die in het zuidwesten gelegen is.
- ▸ Hij woont in de buurt, het is naar schatting de dertigste keer dat hij hier staat, met enerzijds het uitzicht op de beboste flanken van de Vogezen en aan de zuidwestkant het glooiende laagland van de Haute-Saône.[1]
- • Aan de zuidwestkant van de stad ligt een groot bos.
- Het woord zuidwestkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant