zorgwoning
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zorgwoning (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zorg·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zorg zn en woning zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zorgwoning | zorgwoningen |
verkleinwoord | zorgwoninkje | zorgwoninkjes |
Zelfstandig naamwoord
de zorgwoning v
- (bouwkunde) woning geschikt om zorg te geven aan ouderen of zorgbehoevenden
- ▸ Sinds twee jaar kan je zonder bouwvergunning een zorgwoning in je tuin plaatsen, voor een periode van zes jaar. Te kort, vindt Heidi Raeymaekers, die er een voor haar moeder heeft.[1]
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zorgwoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Veerle Beel“Zorgwoning in de tuin over zes jaar weer wegtakelen zou gek zijn” (Maandag 31 juli 2031, 05:00), De Standaard