zomerprogramma

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zomerprogramma    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈzomərproˌɣrɑma / (5 lettergrepen)

Woordafbreking

• zo·mer·pro·gram·ma

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  zomer zn  en  programma zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	zomerprogramma	zomerprogramma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zomerprogramma o

1. geheel van activiteiten die plaatsvinden in de zomermaanden

   ▸ Zowel Arno Havenga (bondscoach vrouwen) als Robin van Galen (bondscoach mannen) ziet de nieuwe competitie zitten. Havenga: "Deze Europa Cup en de World League, die voor ons wel prioriteit heeft, zorgen ervoor dat we extra wedstrijden op topniveau kunnen spelen. We gebruiken deze duels om veel extra speelsters aan het werk te zien, waardoor we na afloop van de clubcompetities in het zomerprogramma direct met de voorbereiding op het EK kunnen beginnen."

   ▸ Het Olympische zomerprogramma omvat momenteel 28 kernsporten, met golf en rugbyseven als de jongste aanwinsten.

   ▸ Timur nam in september 2016 plotseling afscheid van het radiomaken. De toenmalige 3FM-jock kondigde destijds aan andere dingen te willen doen. Zijn radiostilte duurde echter niet al te lang. In januari dook hij op bij Radio 2. Sindsdien was hij steeds te horen op zondagnacht. Ook deed hij het zomerprogramma Zomerspijkers met Dolf Jansen en is hij sinds september ook op vrijdagavond te horen.

Gangbaarheid

• Het woord zomerprogramma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.