Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·ijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerijs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zomerijso

  1. kunstijsbaan waar men ook op kan schaatsen als het warm weer is
    • Sinds maandag staan zij met schaatsteam Plantina op het zomerijs in Heerenveen. "Ik focus me liever goed op één ding, de World Games, dan op van alles tegelijkertijd. En ik wil de komende twee weken werken aan wat ik moet verbeteren op het ijs." [1] 
    • Diverse teams zijn er na de Spelen in Zuid-Korea mee gestopt. Toppers als Ireen Wüst en Esmee Visser hebben geen ploeg, maar kunnen nu bij de bond terecht. De KNSB ontwikkelde het plan samen met de atletencommissie en sportkoepel NOC*NSF. Het wordt echter geen ploeg van de KNSB. "We faciliteren alleen. In Heerenveen kunnen de schaatsers van juni op het zomerijs en is er een ruimte voor krachttraining en ze krijgen medische begeleiding." [2] 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen