Nederlands

 
Zolderluik in een oud huis.
Uitspraak
Woordafbreking
  • zol·der·luik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zolderluik zolderluiken
verkleinwoord zolderluikje zolderluikjes

Zelfstandig naamwoord

het zolderluiko

  1. een luik dat toegang biedt naar een zolder
    • Hij opende het zolderluik. 
Vertalingen

Gangbaarheid