zittenblijver
- Geluid: zittenblijver (hulp, bestand)
- IPA: /'zɪtəblɛɪvər/
- zit·ten·blij·ver
- samenstelling van zitten en blijver : iemand die blijft zitten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zittenblijver | zittenblijvers |
verkleinwoord | zittenblijvertje | zittenblijvertjes |
de zittenblijver m
- leerling die er niet ingeslaagd is over te gaan naar de volgende klas en die de klas over moet doen
- Er zijn wel erg veel zittenblijvers dit jaar.
- ▸ In de tweede week, toen we zeven of acht gymlessen hadden gehad, liet de Kaper ons midden in de gymnastiekzaal in de houding staan, riep mij en drie andere jongens naar voren en zei dat we teams moesten kiezen, zoals je bij voetbal deed. Ik wist wat de bedoeling was omdat Clark, een zittenblijver die een jaar ouder was dan de anderen, me had getipt.[1]
- Het woord zittenblijver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zittenblijver" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be